Toegevoegd aan winkelwagen
Werken XXX. Van stad naar platteland. Genealogie van het geslacht Van Ommering
Egbert Wolleswinkel, Van stad naar platteland. Genealogie van het geslacht Van Ommering.
Werken van het KNGGW, dl. XXX (’s-Gravenhage 2025), 218 pag., geïll., geneagr., ISBN 978
90 825279 4 0. Prijs € 20,-
In een artikelenserie in De Ned. Leeuw 2024/2025 over het Delftse regentengeslacht Van der
Meer toonde de auteur aan dat de eerste generaties als leden van het stadsbestuur in de
vijftiende eeuw nog uitsluitend onder patroniem voorkomen. Genealogen koppelden daaraan
later exotische familienamen als Teecklenburg, Van Tol, Hodenpijl en Alkemade. Edellieden
blijken echter in de vroedschap van Delft niet of nauwelijks voor te komen. In het gewest
Holland manifesteerde de adel zich, voor zover niet uitgestorven, bijna uitsluitend op het
platteland. Het geslacht wordt uiteindelijk voortgezet door een Zaanse tak die afstamt van de
erkende bastaardzoon Jacob Lambrechtsz van der Meer († Delft 31 okt. 1526).
In zijn monografie over het geslacht Van Ommering beschrijft de auteur de nakomelingen van
een andere telg uit de Van der Meer dynastie, die als een van de weinigen binnen zijn clan de
pestepidemie van 1557 in Delft overleefde. Deze (An)tonis Lambrechtsz (1550-1608) is een
achterkleinzoon van
Jacob Lambrechtsz van der Meer voornoemd en zijn kinderen gaan zich om onverklaarbare
reden Van Om(m)erinck noemen. Zij profiteerden van de internationale handel op de Oostzee
(graan via de Hanze) en op Indië (specerijen via de VOC) en oefenden beroepen uit als
koekenbakker, kruidenier en belastingontvanger. Een uitgestorven Amsterdamse tak van
juweliers komt tot rijkdom. Uit hun bezit kunnen een aantal schilderijen (portretten) getraceerd
worden, die in de negentiende eeuw opduiken in collecties van de nieuwe adel van het
Koninkrijk.
Aan het einde van de achttiende eeuw is het geslacht Van Om(m)ering op één mannelijke telg
na uitgestorven. Deze Robbert Christiaan van Ommering (1740-1806), laatstelijk
jeneverbrander te Delfshaven, wordt de stamvader van twee takken die zich door huwelijk op
het platteland vestigen. In het Rijnland ontstaat een Hazerswoudse tak van verveners en
veehouders, op de Zuid-Hollandse eilanden een Rotterdamse tak van vetweiders en zeelieden
op de grote vaart. Uit beide takken emigreerden nazaten naar de Verenigde Staten van Noord-
Amerika, respectievelijk naar de staten California en Illinois. De complete genealogie, die nog
altijd van bescheiden omvang is, wordt in de eenentwintigste eeuw afgesloten met de
negentiende generatie.
Aanbevolen bij dit artikel :